Staantribune, hét magazine over voetbalcultuur, ziet morgen het levenslicht. Het nieuwe magazine kijkt op een andere manier naar voetbal. De artikelen gaan over alles wat met voetbal te maken heeft, behalve het spelletje zelf. Hoofdredacteur Jim Holterhues: “Staantribune is dé plek waar voetballiefhebbers elkaar ontmoeten en mooie verhalen met elkaar delen”.
Hoe en wanneer is het initiatief ontstaan en waarom heet het blad Staantribune?
Het idee voor Staantribune is eind maart van dit jaar ontstaan op Twitter. Er onstond een discussie tussen verschillende journalisten, fotografen, vormgevers en mensen die betrokken zijn bij bekende voetbalwebsites over het gemis van het ter ziele gegane blad ‘Johan’. Hierop schreef een van de huidige redactieleden van Staantribune dat het mooi zou zijn als we de handen ineen zouden slaan en zelf een dergelijk blad op zouden zetten. Ik liep zelf al heel lang rond met het idee voor een blad over voetbalcultuur, dus toen ik dat las, heb ik meteen de koe bij de horens gevat en iedereen benaderd die aan die conversatie had deelgenomen. Vervolgens zijn we in mei bij elkaar gekomen in een kroeg in Utrecht van – hoe toepasselijk – een oud-spits van onder meer FC Utrecht en FC Amsterdam, Joop van Maurik. We zaten die avond snel op één lijn en besloten vervolgens inderdaad de handen ineen te slaan en een eigen magazine over voetbalcultuur op te zetten. In de loop der tijd zijn er nog meer mensen bijgekomen, allemaal professionals, maar bovenal liefhebbers die met passie aan het magazine hebben gewerkt. Morgen zie je het resultaat ervan, al is Staantribune natuurlijk al langere tijd actief op de website en social media, dus mensen hebben al voorproefjes kunnen zien.
Over de titel van het blad is lang nagedacht. Uiteindelijk werd het dus Staantribune, omdat die titel goed past bij onze visie en doelgroep. De staantribune is immers de plek waar mensen die van voetbal houden elkaar ontmoeten en mooie verhalen met elkaar delen, al dan niet hangend over ‘crush barriers’ (zie ons logo). Dat doen wij met het magazine en de website.
Wat is Staantribune voor magazine, wat voegt het toe aan het huidige aanbod van voetbalbladen?
Staantribune is een magazine over voetbalcultuur. De artikelen gaan over alles wat met voetbal te maken heeft, behalve het spelletje zelf. Het draait bij ons vooral om de liefde voor voetbal, waarbij mooie fotografie en stijlvolle vormgeving een belangrijke rol spelen. De meeste voetbalbladen hebben vooral oog voor de waan van de dag: de wedstrijden van dat moment, wie er wint en wie er verliest, welke speler in vorm is, et cetera. Niks mis mee, maar wij kijken op een andere manier naar voetbal. Voetbal is in onze ogen veel meer dan de negentig minuten op het veld. Qua inhoud moet je denken aan mooie achtergrondverhalen, interviews met een aparte invalshoek, artikelen over supporterscultuur en stukjes met een humoristische noot. Staantribune ligt in de lijn van buitenlandse bladen als 11Freunde (Duitsland) en When Saturday Comes (Engeland). Het is best gek dat een traditioneel voetballand als Nederland nog geen blad over voetbalcultuur had, terwijl je wel dergelijke bladen hebt in landen als Oostenrijk, Zwitserland en Zweden. Die leegte vullen wij nu in.
Wat zijn de ambities voor de toekomst?
De redactie heeft nog heel veel ideeën, maar het belangrijkste is dat wij ons nu concentreren op het magazine en alle zaken eromheen. De bedoeling is in eerste instantie vier keer per jaar uit te komen, later mogelijk in een hogere frequentie. Ook op de website blijven we leuke achtergrondverhalen en fotoreportages plaatsen, waarbij we inhaken op de actualiteit, zoals tot nu toe al is gebeurd met artikelen over verschillende derby’s en mooie fotoreportages van onder andere Go Ahead Eagles-PEC Zwolle en de derby’s van Katwijk en Spakenburg afgelopen weekend.
Als Kent u deze Nog zijn we vereerd dat we een bijdrage mogen leveren aan Staantribune, wat vind je eigenlijk van ons account?
Op de tribune of in de kroeg komen vaak oud-voetballers ter sprake, waarvan je je afvraagt wat er van hen is geworden. Op jullie website vind je heel veel van die illustere namen. Ik vind het zelf leuk om verhalen te lezen van spelers die na hun carrière iets buiten de voetballerij zijn gaan doen. Zoals Michel Adam, zo’n ouderwetse verdediger van FC Den Haag met lange mat, die tijdens zijn voetballoopbaan al als postbode werkte en nu nog steeds met veel plezier post bezorgd. Dat vind ik schitterend om te lezen, leuker dan het verhaal van een oud-voetballer die nu ergens trainer is of bijvoorbeeld makelaar. Dat is meestal wel bekend. Die aparte verhalen zijn ook leuk voor Staantribune.
Wat is voor jou persoonlijk voetbalcultuur´ en kun je daar een voorbeeld van geven voor jezelf?
Dat is de eerste keer dat ik aan de hand van mijn opa een voetbalwedstrijd bezocht. Ik was negen jaar en die dag heeft heel veel indruk op mij gemaakt. Ik kan me nog heel veel dingen goed herinneren, behalve van de wedstrijd dan, op de uitslag na. Zo zat naast mijn opa een andere oude man, die de hele wedstrijd met zijn wandelstok – het kan ook een paraplu zijn geweest – op de grond zat te tikken na een mislukte actie. Mijn opa en die meneer zaten samen flink te schelden. Op een gegeven moment vroeg ik: “Opa, wie is die meneer?” “Dat weet ik niet, jongen, die heb ik nog nooit gezien!” antwoordde hij. Na de doelpunten vielen de twee onbekende mannen juichend in elkaars armen en stond ik op mijn stoeltje. Ik had nog nooit zo veel mensen bij elkaar gezien, die ook nog eens helemaal in extase waren. Ik weet ook nog goed dat ik voor het eerst het volle stadion massaal hoorde zingen. Als ik daaraan terugdenk, krijg ik nog steeds kippenvel. Vanaf die dag ben ik gegrepen door het voetbal en wilde ik steeds vaker met opa mee. Dat heb ik nog enige jaren gedaan totdat ik zelf met vrienden ging. Dat is mijn ultieme voetbalcultuurmoment. En weet je wat het mooie is? Nog elke week, waar dan ook in Nederland, is er ergens een jongetje van negen die hetzelfde beleeft en ook voor eeuwig verknocht raakt aan het voetbal.