Onvergetelijke verhalen van gastschrijvers
Hein Meurs alias Mazuro over het EK 1976: ‘De blamage van Zagreb’ (deel 1)
Het EK 1976 in Joegoslavië was in vele opzichten een opmerkelijk toernooi. Om te beginnen waren er maar vier deelnemende landen, de winnaars van de kwalificatierondes. Een kwalificatieronde die voor Oranje historische betekenis heeft gekregen. Rondom het duel met Polen vond namelijk de moeder aller Oranje-conflicten plaats. De openlijke confrontatie tussen Hendrik Johannes Cruijff, fenomeen, aan de ene en de PSV’ers Jan van Beveren, het overleden stijlicoon, en Willy van der Kuijlen, levende legende, aan de andere kant. Met een ook toen al voorspelbare uitkomst. Ten Have en consorten kennen illustere voorgangers.
Het speelde zich allemaal af in een periode waarin ik eigenlijk niet zoveel van het voetbal moest hebben. Het trauma van de verloren WK-finale ’74 was nog levensgroot, het rouwproces nog in volle gang. En dat is 38 jaar na dato wel wat gesleten, maar geenszins geheeld. Het feit dat ik tijdens dat toernooi gewoon op vakantie was gegaan in – of all nations – Oostenrijk, is ook al veelzeggend. Het was ‘maar’ een EK, een surrogaat-WK, iets wat wij pas belangrijk zijn gaan vinden nadat we het ’n keertje gewonnen hadden.
Van de kwalificatieronde herinner ik me evenmin veel, correcter lijkt dat ik het nodige heb verdrongen. Ter illustratie: pas bij research voor dit relaas ontdekte ik dat mijn favoriete Cruijff-goal aller tijden de 1-2 was tegen de Belgen. Een schijnbaar achteloze, doch superieure demonstratie van een pijlsnelle, feilloze blik en fenomenaal subtiele traptechniek. Een ondergewaardeerd juweeltje uit het oeuvre van het vleesgeworden conflictmodel.
Die duivelse Belgen hadden in de groepsfase toch mooi Frankrijk en het Oosten van Duitsland – dat zich ironisch genoeg als Deutsche Demokratische Republik afficheerde – achter zich gelaten. Maar (in) de tweede helft (van) Duitsland verslaan, is ook een historische prestatie. De Westelijke eerste helft, want Weltmeister, was in een groep als in een zetel geplaatst met Griekenland, Bulgarije en Malta. En we hebben het tegenwoordig dan wel met graagte over de poule des doods, de groep waarin Oranje bovenaan moest eindigen, bestond verder uit Italië, Polen (3e in ’74) en IJsland. Met name die dekselse Polen, met Lato (gedeeld topscorer ’74), Deyna en Szarmach, waren geduchte opponenten. Een meldpunt avant la lettre. Waarvoor dus alles en iedereen, inclusief Van Beveren en Van der Kuijlen, moest wijken. En ‘De Italianen kunnen niet van je winnen, maar je kan van ze verliezen’, heb ik ooit iemand horen orakelen..
Om een beeld te schetsen van de sportieve internationale krachtsverhoudingen destijds, is het van belang te weten dat de politieke Europese situatie misschien niet beter, maar wel overzichtelijker was. Die van Duitsland is reeds uiteengezet. We hadden nog de Sovjet-Unie, dat toen dus nog niet in alle (deel)staten verkeerde en dus minder ijzers in en olie(dollars) op het vuur had c.q. gooide. We spraken nog van Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië. De laatste drie confederaties plaatsten zich dan ook voor de volgende ronde(s), waarin de Tsjecho-Slowaken verrassend grote broer Sovjet-Unie uitschakelde. Na al in de groepsfase furore te hebben gemaakt middels eliminatie van de grootmachten Engeland en Portugal. Joegoslavië was een verzameling van grillig, technisch talent – Dragan Dzajiç! – dat een lust voor het oog van de liefhebber, maar een pain in the ass voor de resultaattrainer was. En wat te denken van het ‘nietige’ Wales dat eertijds, of toen nog, gerenommeerde voetballanden als Hongarije en Oostenrijk voorbleef?! Spanje was, gewapend met spijkerharde verdedigers, ook toen al een gedoodverfde toernooiwinnaar, zij het lange tijd alleen Europees.
De kwartfinales gingen over twee duels. In de Derby der Lage Landen waren De Rode Duivels al na de eerste wedstrijd in De Kuip kansloos tegen het ontketende ‘slangenmens’ Robbie Rensenbrink, die drie van de vijf Oranje-treffers voor zijn rekening nam. En zich dus weinig gelegen liet liggen aan het feit dat hij zijn geld en sporen verdiende bij onze zuiderburen. Zoals gezegd zegevierde het tamelijk westers georiënteerde Tsjecho-Slowakije in de politiek beladen Oostblok-confrontatie met de Sovjet-Unie. De Joegoslaven bleken een maatje te groot voor Wales en de Duitsers maakten korte metten met de Spanjolen.
Dat resulteerde in de vier halve finalisten Nederland, Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië en Duitsland. Via loting werd Joegoslavië aangewezen als organiserend land. De weliswaar halfwas, maar toch wraak op aartsvijand Duitsland, de relatieve genoegdoening en rehabilitatie van Oranje: dit alles was dus nog steeds mogelijk. Maar hoe anders zou het lopen! (Foto – ANP Foundation)
Vriendelijke groeten, Mazuro
www.voetblah.nl & www.heinscatchup.nl